Woord: bekomst
bekomst , bekomst
, voor genoeg, verzadiging, voornamelijk na gebruikte spijzen. , " ik heb mijne bekomst; aan zwaren kost heeft men ligtelijk zijn’ bekomst." Bron: Panken, P.N. (1850) Kempensch taaleigen, Idioticon I, A-Z, Idioticon II, H-Z, red. Johan Biemans, 2010, Bergeijk. |
bekomst , bekomst , [zelfstandig naamwoord]
, het noodige tot verzadiging, b.v. 'ik heb miin bekomst', ben verzadigd. Bron: Boeles, P. (ca. 1875), Idioticon Groninganum. Vergelijkend woordenboek van den Groningschen tongval, uitgegeven door Siemon Reker, 1977, Egbert Forsten & Profiel. |
bekomst , beköms
, bekomst. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
bekomst , bekomst , [zelfstandig naamwoord]
, Na ‘t eten wenst de gastheer gòie bekomst! = wel bekome ‘t! Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
bekomst , bekomst , vrouwelijk
, genoeg Ik heb ’r mien bekomst af! Ik heb er genoeg van, ik ben het beu!. Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
bekomst , bekums , bekóms , mannelijk
, bekomst. Zien bekums höbbe: zijn bekomst hebben, verzadigd zijn.; bekóms bekomst, zoveel men wenst, zie: bekums. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
bekomst , bekomst , 0
, bekomst Hef hij zien bekomst wal kregen heeft er genoeg van of: heeft een pak slaag gehad (Sle) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
bekomst , bekomst , zelfstandig naamwoord
, et; bekomst, in je bekomst hebben verzadigd zijn; vaak ruimer: er genoeg van hebben Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |