elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: behouden 

behouden  , behalde , behald, behils, behilt, behool of beheel, behalde , behouden.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
behouden , behauwe ,   , (bijvoeglijk naamwoord) , veilig: Welkom mit je behauwe thuiskomst. Welkom dat je behauwe ben thuis ekomme (als er een ongeluk is gebeurd). Ironisch bij een klein ongelukje: Ken ik âest maer zien, datte-we behauwe thuis benne. We ben d’r behauwe ov-ekomme.
Bron: Overdiep, G.S. (1949), Woordenboek van de Volkstaal van Katwijk aan Zee, Antwerpen
behouden , behollen , [werkwoord] , 1 behouden, bewaren; in behòllen hoaven; n behòllen raais.; 2 sparen. n Behòllen stuver = overgespaard geld. Behollen smeer zuivere winst. Behòllen laand = de oppervlakte zonder de sloten en de lanen; de bebouwbare grond. Tegenover gemeten laand; zie daar. (Het Hollandse: “behoud dat maar” is steeds hòl dat moar.)
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
behouden , behaute , behólj, haet behaute , behouden.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
behouden , behoalen , beheuld, behoalen , behouden.
Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte
behouden , beholden , behölden, behorst , Ook behölden (Zuidwest-Drenthe, zuid), behorst in bet. 4 (Zuidoost-Drents zandgebied) = 1. behouden, veilig Die aolde wallen bint gelukkig beholden bleven (Gas), Ik bin der beholden mit overkommen zonder dat het kapot ging (Klv) 2. te bewerken (Zuidoost-Drents zandgebied) Het was een bunder grond, beholden grond was 96 roe zonder de sloten etc. (Sle) 3. op goede voet (Zuidwest-Drenthe, zuid) Ie mut niet zo naonimmend wèzen, dan kuj mit gien meinse behölden blieven (Ruw), Mit zo’n driftkop kuj toch neet beholden blieven vrede houden (Rui) 4. van turf, dat al zo droog is, dat het niet meer kan bevriezen (Zuidoost-Drenthe, Veenkoloniën, Zuidwest-Drenthe, noord) Beholden törf (Ros), zie ook beklunken, behorst
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
behouden , beholden , sterk werkwoord, overgankelijk , behouden Een goeie name, zorgt daj die beholdt (Dwij), Een goed stukkien in de linkerhaand döt je beholden van een dik stuk worst of vlees, daar blijf je gezond bij (Sle)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
behouden , [bevrucht] , behaauwen , behouden. de ków hè nie behaauwe, de koe is niet bevrucht.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
behouden , beholln , ik beholle / beheule; iej beholt / beheuln; hie behölt / beheult; wie beholt / beheuln; ik heb behol , behouden.
Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde.
behouden , behaauwe , bewaren , Die aauw spulle die moet'te nie óprûime, dé's nog zund, die wul ik nog behaauwe. Die oude spullen die moet je niet wegdoen, dat is nog zonde, die wil ik nog bewaren.
Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere
behouden , beholen , werkwoord , behouden, blijven houden
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
behouden , behawe , werkwoord , behouden , (zie 'houden') Zw: De koo hèt neet behawe: is niet bevrucht. Letterlijke vertaling van het Fr. 'retenir': drachtig worden. Zw: Dao hebs te van behawe: je hebt lering getrokken uit die tegenslag.; lering (lering getrokken uit) behawe van VB: Dao hebs te van behawe he menneke, noé zal 't dich neet mie gebëure.
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
behouden , beháúwe , behouden
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.
behouden , behèèwe , behouden
Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen
behouden , behaoje , werkwoord , behiltj/behultj, beheel, behaoje , behouden
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
behouden , behaawe , stoffelijk bijvoeglijk naamwoord , behouden; Cees Robben – Dan bende behaauwe, man... (19720204); WBD (van een koe,) drachtig, ook genoemd: 'draogend' of 'ze draogt', ofwel 'der is en kalf in', 'der zit en kalf óp'; WBD 'nie gehaawe' (Hasselt) - niet drachtig (v.e. merrie), elders genoemd: 'leeg' of 'gust'; WBD behaawe zèèn - (v.e. merrie) afscheiding geven uit de tepels als bewijs van zwangerschap, ook genoemd 'dòppen òn de speene hèbbe' of (Hasselt) 'ònt èùre zèèn'; C. Verhoeven, Herinneringen aan mijn moedertaal (1978): BEHOUDEN (behaawe) bijvoeglijk naamwoord, gezegd van een koe die met succes gedekt is .A.P. de Bont, Dialect v. Kempenland (1958): behaawe(n) idem .J. Cornelissen & J.B. Vervliet, Idioticon van het Antwerpsch dialect (1899): BEHOU(D)EN bvw. - bij landb.: behou(d)en zijn - kalf inhebben, drachtig zijn.
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant
behouden , behalde , behael – behalde , behouden
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal