elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: behoren 

behoren , behören , zwak werkwoord , behooren.
Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak
behoren  , behuure , behuur, behuurs, behuurt, behuurde, behuurt , behooren.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
behoren , beheuren , [werkwoord] , 1 behoren. Dij (be)heuren der ook bie. Aan wèl (be)heurt dat tou? Ook: wèl heurt dat?; 2 Ales gaait noa beheuren = zo as ‘t (be)heurt.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
behoren , geheure , geheurde, haet geheurt , toebehoren. Dat geheurt dich neit: dat is niet van jou.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
behoren , behuuëre , behoren, het eigendom zijn van.
Bron: Crompvoets, H. en J. van Schijndel (1991), Mééls Woordeboe:k. Meijel: Medelo.
behoren , behèuren , zwak werkwoord, onovergankelijk , behoren Dat (be)hèur ij niet te doen, laot dat mor an je moe over (Sle)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
behoren , beheuren , werkwoord , 1. horen aan 2. zo horen
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
behoren , behure , werkwoord , behuurde, behuurd , toebehoren , VB: Dat behuurt dich neet, bliéf devan aof.
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal