Woord: begroting
begroting , begruëting
, begrooting. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
begroting , begroting , begrotige , zelfstandig naamwoord
, de 1. begroting, raming (fin.) 2. inschatting, voorstelling Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
begroting , begroeting , begruting , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk
, begroetinge , - , begroting , begroeting begruting VB: De begruting doüg vuur mich vuur gèine sént. Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
begroting , [raming] , begroeating , begruueting , vrouwelijk
, begroting Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
begroting , begroeëting
, begroting Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. + |