elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: begeren 

begeren , begeeren , voor: verlangen, wordt steeds van afgestorvenen gebruikt; hij (of zij) het ’n ijken (eiken) kist begeerd; ’n bekledde kist en ’n zark op heur graf was altied heur begeerte. (ook: begeeren).
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
begeren  , begaere , begeeren.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
begeren , begiäären , begeren
Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen
begeren , begeren , [werkwoord] , 1 begeren. Wat zol men nòg meer begeren? Ook: begeren wezen. Ik begeer hom hier nait = ik heb liever, dat hij hier niet komt.; 2 zeggen wat er na je dood gebeuren moet. Hai haar begeerd, dat e in zien òlle loug begroaven wòrren zol.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
begeren , begearn , zwak werkwoord , begeren. Dat zo’k ook neet begearn, dat zou ik ook niet willen hebben
Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl.
begeren , begéêre , begeren, graag hebben, graag lusten.
Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk
begeren , begèren , begeren , (Zuid-Drenthe, Midden-Drenthe). Ook begeren (Noord-Drenthe, Zuid-Drenthe, ook naast begèren) = begeren Ie kunnen alles wel begeren, maar ie kunnen alles niet kriegen (Smi), Ik heb het nooit zien en ik begèer het ok niet te zien (Sle)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
begeren , begèrren , verkiezen: da begèr ik nie te doen, dat verkies ik niet te doen.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
begeren , begeren , begeren
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
begeren , begérre , lusten , Ze zulle die soep wél wir nie begérre want t’is van dieje dunne slierep. Ze zullen de soep wel weer niet lusten want het is van dat waterig spul.
Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere
begeren , begeere , verkiezen
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.
begeren , begaere , werkwoord , begeren
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
begeren , begèère , zwak werkwoord , begeren; Dialectenquête 1879: Dè beger ik vaan jaau te wète (è: tussen ee en è) - Dat begeer ik 'begeerte' = idem; WBD III.1.4:433 -begeren' = idem: 435; B begèère - begèèrde - begèèrd; — geen vocaalkrimping
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal