elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: appelmoes 

appelmoes  , appelemoos , applemeuske , appelcompot.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
appelmoes , appelbrij , appelpint; appelsmots; appelsop , [zelfstandig naamwoord] , appelmoes. Kin kat ook appelbrij koken? = verbeeld je dat maar niet!
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
appelmoes , appelemoes , onzijdig , appelemoeske , appelmoes(je).
Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk
appelmoes , appelemuu:ske , appelmoes.
Bron: Crompvoets, H. en J. van Schijndel (1991), Mééls Woordeboe:k. Meijel: Medelo.
appelmoes , appelmoes , appelmoos , Ook appelmoos (wb) = appelmoes Van zoere appels muken ze appelmoes (Sle), zie ook appelpente, appelsmots en appelsoppe
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
appelmoes , appelmoos , zelfstandig naamwoord, mannelijk, onzijdig , appelmoes , onzijdig, mannelijk
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
appelmoes , [gerecht] , appelmoos , appelemoos , onzijdig , appelmoes
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
appelmoes , appelemoos , appelmoes
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
appelmoes , appelemoos , zelfstandig naamwoord, onzijdig , appelemeuske , appelmoes
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
appelmoes , appelemós , appelmoes
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal