elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: akkefietje 

akkefietje , akkefietje , onzijdig , akkefietjes , het onverwacht geroepen worden tot het vervullen van een moeielijk te volbrengen pligt; van daar zegt men van een lastige post, een zuinig baantje, eene onpleizierige bestiering: dat is een leelijk akkefietje. Zulke akkefietjes zijn niet aangenaam.
Bron: Bouman, J. (1871), De Volkstaal in Noordholland, Purmerend.
akkefietje , akkefietjes , hakkefietjes , wisjewasjes, kleinigheden. Ook = geringe posten, betrekkingen, opdrachten die weinig of in ’t geheel geen voordeel opleveren, iets wat men ook ironisch ’n hapje noemt; “dat hakkefietje mōs ie mie den ook zijn tou te stupen.” Van aqua vita = levenswater, zooals in ’t eerst de brandewijn werd genoemd, toen die nog slechts als medicijn werd gebruikt en alleen in de apotheken verkrijgbaar was. Het Gr. Wbk. schrijft: akefietje, akkefietje, akevietje, akkevietje en acht bovenstaande afleiding, voorkomende in den Konst- en Letterb. 1836, p. 267 e.v. Mag. v. Nederl. Taalk. I, 46, waarschijnlijk. Zie aldaar art. akefietje.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
akkefietje , akkefietje , hakkefietje , zelfstandig naamwoord, onzijdig , Akefietje: zie Ned. Wdb. II, 2.
Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971)
akkefietje  , hakkefietje , karwei, ook een werk waaraan niets te verdienen valt.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
akkefietje , akkevietien , onzijdig , karweitje
Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen
akkefietje , akkefietje , hakkefietje affiezie , zelfstandig naamwoord onzijdig , 1 wissewasje. ‘t Was mor n akkefietje.; 2 een onaangename taak. Klaaine kinder rakken is gain mooi akkefietje.; 3 postjes, baantjes. Hai het nòg al wat akkefietjes. ‘t Is n smereg affiezie, moar ‘t mout gebeuren.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
akkefietje , akkefietje , onaangenaam karweitje
Bron: Steenhuis, F.H. (1978), Stoere en Olderwetse Grunneger Woorden, Wildervank: Dekker & Huisman
akkefietje , hakkefietje , zelfstandig naamwoord , Variant van akkevietje.
Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer
akkefietje , akkefietje , zelfstandig naamwoord , kleinigheidje. Vur zò’n akkefietje draaj ik m’n hand nie òm. Voor zo’n kleinigheidje draai ik m’n hand niet om.
Bron: Naaijkens, J. (1992), Dè’s Biks – Verklarende Dialectwoordenlijst, Hilvarenbeek
akkefietje , akkefietien , 0 , akkefieties , akkefietje, kleine kwestie Dat is een lelijk akkefietien dat hij mij daor deur de glinte reden is mit de auto (Dwij), Ik heb nog een akkefietien mit hum ik heb nog een appeltje met hem te schillen (Eli), Zukke akkefieties, daor muj mij niet te vake mit ankomen (Flu), Die hef een klein akkefietien hij heeft een kleine afwijking (Hijk), Het is een raar akkefietien, daor bemöj ik mij niet met (Mep), Het was man een akkefietje om dat te doun een kleinigheid (Ros)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
akkefietje , akkefietien , akkefietje
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
akkefietje , âkkefïetien , akkefietje. ’n Âkkefietien is ’n onangenaem karweichien; ’n bettien ’n lastege boodschap.
Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde.
akkefietje , akkefietien , akkrefietien , zelfstandig naamwoord , et 1. lastig werkje 2. onaangenaam meningsverschil, kwestie waarbij de onbetrouwbaarheid, de lastigheid van de ander blijkt, lelijke streek 3. karweitje 4. baantje, kleine betrekking
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
akkefietje , akkefietsje , zelfstandig naamwoord, onzijdig , akkefietsjes , - , akkefietje , VB: Dat akkefietsje dat sop ich waol éffe op, dao heb ich geng oor vuur nudig.
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
akkefietje , akkefietje , kleinigheid, b.v. als men een werkje voor iemand doet en het is zo geklaard, dan zegt men “och ut was mar un akkefietje”.
Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier.
akkefietje , akkefietien , zelfstandig naamwoord , akkefietje.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
akkefietje , akkefietje , karweitje, probleempje
Bron: Gast, C. de (2011), ’t Boekske van de Aolburgse taol, Wijk en Aalburg: Stichting behoud Aalburgs dialect.
akkefietje , akkefietje , hakkefietje , zelfstandig naamwoord , "kleinigheid; Van Beek - Akkefietje - En toch zijn 't vaak maar kleine ""akkefietjes"". Daar heb je weer zo'n woord. Waar komt 't vandaan? Hoe is 't ontstaan? U moogt ook schrijven: ""akkevietje"" en het beste zou zijn als u ""akevietje"" schreef. De oorsprong is: aqua vitae; eau de vie, levenswater oftewel brandewijn. Wees nou eerlijk: Had ge dit gedacht? En 't wordt nog interessanter, als we er bij vertellen, dat in Denemarken akvavit de naam is voor een soort jenever. Een akkefietje is dus een borreltje. Maar wij verstaan er onder: een koopje, een vervelend karweitje, een tegenvaller. Niet dat het drinken van 'n ouwe klare door velen als een lastig werkje beschouwd wordt, maar de betekenisovergang wordt duidelijk als men de uitdrukking: ""dat is me ook een hapje"" er naast plaatst.  (Nwe. Tilb. Courant; Typisch Tilburgs afl. ?; 22 jan. 1958); hakkefietje; akkevietje; N. Daamen (handschrift 1916) –  ""hakkevietje - -n' kleinigheid""; WNT AKEFIETJE - In de algemeene taal wordt het stellig niet met een f maar met een v uitgesproken, en met een open d (gewoonlijk ook geaspireerd tot ha). Onaangenaam werkje; karweitje in het algemeen."
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal