elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: afblijven

afblijven , aafblieve , blief, bliefs, blief, bleef, gebleve , afblijven.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
afblijven , òfblieven , [werkwoord] , afblijven, Blief (van) mie òf! = raak mij niet aan! Woarom bleefst heur nait òf?
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
afblijven , aafblieve , bleef aaf, is aafgebleeve , afblijven.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
afblijven , ofbliem , bleef of, of bleem , afblijven.
Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte
afblijven , ofblieven , sterk werkwoord, onovergankelijk , afblijven Die jongen kunt nargens met de vingers ofblieven (Hijk), Hij lusde zo geern hunnig; hij kun er nich ofblieven (Bov)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
afblijven , afbliive , afblijven , Nen boer moet’te van zun’ne rug én z’n knipbéúrs afbliive. Een boer moet je van zijn rug en zijn portemonnee afblijven. Werkkracht en geld zijn erg belangrijk, daar moet je van afblijven.
Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere
afblijven , ofblieven , werkwoord , afblijven
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
afblijven , ofblieven , werkwoord , afblijven.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
afblijven , ofblieven , wegblijven van het Heilig Avondmaal.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.
afblijven , [afblijven] , aafblieve , afblijven
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
afblijven , afblèève , sterk werkwoord , afblijven; Henk van Rijen: blèèft eraaf! - blijf eraf: Henk van Rijen: blèèfde raaf ?/! - Blijf je eraf ?/!
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal