Woord: zelfs
zelfs , zuls , zöls
, zelfs; “– in ’t leste, Drinkt deur gewoonte zuls de beste, Wel rijs wat riekelk.” Zie ook: zulf; hij het zöls in de Oost west; da’s van zöls = dat spreekt van zelf. Stad-Groningsch zöls, zölfs, ook Drentsch. Zie ook: zulm. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
zelfs , zelles , bijwoord
, Variant van zelfs. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
zelfs , zėllẹfs
, zelfs. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
zelfs , zölfs , zöls , bijwoord
, Ook zöls, Var. als bij zölf = 1. zelfs Zölfs de nevennichtenkinder komt nog (Bor), Hij bit zölfs de leste keurn nog middendeur zo gierig is hij (Pdh), Ze kregen der zöls ruzie umme (Mep) 2. zichzelf (Midden-Drenthe, Kop van Drenthe) Hij is op hom zölfs heeft een eigen huishouding (Eel), z. ook zölf Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
zelfs , zels , zelfs , bijwoord
, I zelfs, meer dan verwacht Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
zelfs , zels , bijwoord
, zelfs. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
zelfs , zellevers , zels
, zelfs. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |