Woord: zeelt
zeelt , zelte , vrouwelijk
, zelten , zeelt. Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak |
zeelt , zeelt , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk
, Draagband onder een stoel enz. Bijvorm van zeel, die alleen in deze bet. in gebruik is. || De zeelten van onze nuwe stoelen benne smaller as die van de ouwe. Ze hebben paaltjes bij die jonge boompies ’ezet en ze met zeelten daaraan vast’ebonden. Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971) |
zeelt , zeelt , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk
, zie een zegsw. op grauw en vgl. klepper, labbe en louw. Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971) |
zeelt , zeêlt , zelfstandig naamwoord
, Massa, grote hoeveelheid. Mogelijk letterlijk dat wat men ‘zeelt’, dat wat met een zeel of touw saamgebonden is. | Hai het nag ’n hêle zeêlt wortele lègge. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
zeelt , zeelt , zeelte , 0
, Ook zeelte (Zuidwest-Drenthe) = zeelt, zoetwatervis Hij hef een dikke zeelt evangen (Ker), Ik weit neit of hier ok zeelt in het deip zit (Een) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
zeelt , zeelte
, zeelt Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
zeelt , zelte
, zeelt (vis). Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde. |
zeelt , zeelte , zelfstandig naamwoord
, de; zeelt Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
zeelt , zeelte , zelfstandig naamwoord
, zeelt. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
zeelt , zelte , zult
, zeelt (tinca tinca). Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
zeelt , zelke
, zelkes , (verkleinwoord) leidsel, touwtje, zweepje Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |