elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: zaalverig

zaalverig , [verlept, tanig] , zaalverig , bijvoeglijk naamwoord , tanig.
Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak
zaalverig , zaalverig , bijvoeglijk naamwoord , Verlept. D(i)ee slaod is arg zaalverig; z(i)ee is zéker gisteren al esnéjen.
Bron: Draaijer, W. (1896). Woordenboekje van het Deventersch Dialect. ’s-Gravenhage: Martinus Nijhoff
zaalverig , zaalverig , bijvoeglijk naamwoord , Verlept. D(i)ee slao(d) is arg zaalverig; z(i)ee is zʼéker gisteren al esnéjen.
Bron: Draaijer, W. (2e druk 1936), Woordenboekje van het Deventersch Dialect, Deventer: Kluwer.
zaalverig , zaalverig , saalverig, zäälderig , verlept.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal