elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: willig

willig , willig , speelsch.
Bron: Ballot, A. (1870), Eigenaardigheden van het Twentsche dialect, uitgegeven in 1968, Hengelo.
willig , willig , bijvoeglijk naamwoord , hengstig, tochtig. De merrie is willig; hij zal zijne merrie laten dekken, zoodra zij willig is.
Bron: Bouman, J. (1871), De Volkstaal in Noordholland, Purmerend.
willig , willig , bijvoeglijk naamwoord , bereid, gehoorzaam, geneigd tot, dartel.
Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak
willig , willîg , bronstig van paarden en koeien. Zie: bōls.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
willig , willig , Van koopwaren zegt men dat ze willig of graag zijn, wanneer er veel vraag naar is.
Bron: Draaijer, W. (1896). Woordenboekje van het Deventersch Dialect. ’s-Gravenhage: Martinus Nijhoff
willig , willig , bijvoeglijk naamwoord , Zie de wdbb. – Ook van paarden. Speels, tochtig (de Wormer). || Wat is die merrie willig. Evenzo elders in N.-Holl. (BOUMAN 116) en in het Stad-Fri.
Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971)
willig , willig , vergel. bōls *.
Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985)
willig , willig , Van koopwaren zegt men, dat ze willig of graag zijn, wanneer er veel vraag naar is.
Bron: Draaijer, W. (2e druk 1936), Woordenboekje van het Deventersch Dialect, Deventer: Kluwer.
willig , willig , bijvoeglijk naamwoord, bijwoord , willig, welwillend Dat is zo’n willig pèerdtien mak (Sle), Hij is willig genog um dat te doen (Hoh), Het was drok op de mark, de varkens waren willig (Wsv), De markt is willig (Gas), Een slette is hier een willige jonge meid los van zeden (Hav), As het peerd willig is, is e hingstig (Wtv)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
willig , willig , (Gunninks woordenlijst van 1908) gewild, gevraagd
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
willig , willeg , willig. De mârk sleut willeg, de priezn waern stiegnde.
Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde.
willig , willig , wilg , bijvoeglijk naamwoord , 1. bronstig 2. in een willige haandel d.i. met vlot verlopende verkoop en met goede prijzen
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
willig , willig , (van geit) tochtig.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal