elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: werkerig

werkerig , warkerig , bijvoeglijk naamwoord, bijwoord , werklustig Aj over de zeuventig koomt, bi’j niet zo warkerig meer (Ker)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
werkerig , warkerig , bijvoeglijk naamwoord , 1. geneigd tot werken, werklustig 2. (van de lucht) geneigd tot dreigen
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
werkerig , wärkerig , bedrijvig (O.-Veluwe).
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal