elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: wendzuil

wendzuil , weanezoele , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk , rechtsopstaande stang waaraan de weandl draait
Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl.
wendzuil , wendezoele , 0 , (md) = apparaat om een haal boven vuur te draaien ‘Daarboven (de raokeldobbe) bevond zich de wendezoele, met het haal, het geheel om er de ketel of pappot mee boven het vuur te zwaaien’ (md)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
wendzuil , wendezule , “De woonruimte die soms met estrikken geplaveid werd, heeft middenin een rond gat omgeven met steentjes. In het gat werd een vuur brandend gehouden, gestookt met heideplaggen, hout of turf. Tegen de voorwand is de grote ‘wendezule’ aangebracht. Dit is een zware rechtopstaande stijl met een dwarsbalk, de haal, waaraan de haalketting hangt. Aan deze paal hangt de ketelhaak met een grote ketel. Doordat deze haalketting versteld kan worden, kan de ketel korter bij of verder weg van het vuur worden gebracht. De wendezule is draaibaar, waardoor de ketel boven het vuur weggedraaid kan worden. Hierdoor hoeft men zich niet te branden als het vuur fel brandt. Een wendezule is dus een zuil die men wenden (draaien) kan.” (E. Boeve en T. Sleurink (m.m.v. G.J. ten Napel), “Boerderijen van vroeger…en nu”. Uth het Oulde-Bruck [Oldebroek] 23-2 (april 2003, p. 15-26), in casu p. 15-16).
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal