elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: wen

wen , [gezwel] , wenne , vrouwelijk , wennen , gezwel, uitwas.
Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak
wen , wenne , mannelijk , Uitwas, vleesch- of vetknobbel.
Bron: Draaijer, W. (1896). Woordenboekje van het Deventersch Dialect. ’s-Gravenhage: Martinus Nijhoff
wen , wen , zelfstandig naamwoord , De betekenis blijkt niet; het woord is stellig sedert lang verouderd. || Item, dat hem niemandt en vervordere, ’t zy Oude of Jonge Luyden, mitsgaders oock heure Kinderen, te eysschen ofte halen wen by de goede Lieden Huisen, of oock insgelijcks wen te brengen, soo wel aende Vrienden als aende Vreemde, t’elcken reyse op de verbeurte van drie Kennemer-ponden (keur v. Wormer, 17de e.), LAMS 204, ook bij V. SANTEN, Priv. v. Kennemerl. 304. – Evenzo elders in N.-Holl. keuren. || Van weynd te halen. Item nyemant, hy sy rijck of arm, sal zijn kinderen uitzeynden om weynd te halen, by een boet van thien stuvers (keur v. Hoorn, a° 1528); de keur werd in 1554 genoveerd als volgt: Item geen kinderen zullen weyn haelen (noch nyeuwe jaer singen), upte peene van vijff stuvers, Wfri. Stadr. 2, 116.
Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971)
wen , wenne , mannelijk , Uitwas, vleesch- of vetknobbel.
Bron: Draaijer, W. (2e druk 1936), Woordenboekje van het Deventersch Dialect, Deventer: Kluwer.
wen , wenne , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk , wenn , wennken , gezwel
Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl.
wen , went , als, wanneer; want. Went den eine sjaa haet, haet den angere perfïet: de een zijn dood is de ander zijn brood.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
wen , wen , voegwoord , (Zuidoost-Drents veengebied) = als Wen doe de meschiene nich an de loop kanst kriegen, dan mos doe Habing der bie halen (Bco)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
wen , wenne , gezwel onder de huid.
Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde.
wen , ween , venne, vinne , wenne, wene , puist, zweer, (onderhuids) gezwel door een verstopte talgklier.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal