elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: welk

welk , wel , wee, wat , quis, quae, quod.
Bron: Halbertsma, J.H. (1835), ‘Woordenboekje van het Overijselsch’, in: Overijsselsche Almanak voor Oudheid en Letteren 1836, Deventer: J. de Lange.
welk , wel? , vragend voornaamwoord: wel? voor wie?
Bron: Ballot, A. (1870), Eigenaardigheden van het Twentsche dialect, uitgegeven in 1968, Hengelo.
welk , wel , weele, wiele, wille, wee , wiele (Hoogev.), wille (Meppel) = wie, welke; “overdag dat ged neet, dan gaat de frouwlei met wel of ze wilt; moar dan goat ze toch ’s oavends met heur vaste jonge henhoes.” Gron. Oud-Gron. wie, welke; Oostfr. wel = wie, welke persoon, iemand. ’t OHD. hwëlîk, wëlik, afgekort wël, MHD. wëlch, wëlich, wël, enz.; AS hwilic, MD. wilich, wilch, wil, Oudfr. hwelik, hwelek, hwelk, hulk, hwek, hok, huk, MNederd. welk, welic, wellek, wek, wik, Goth. hvileiks, en compos. van hwë, hvi, en: lîh, Goth. leiks.
Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift
welk , wel , wie; welke; iemand; wel is ’t’r = wie is daar? van wel heb ie dat heurd? van wien, of: wie hebt gij dat gehoord? ongeliek wel ’t zegd het = ’t is niet onverschillig wie zulks gezegd heeft; wels hoes is dat? = wien, of: wie behoort dat huis? wel van dei baide wil toe hebben? = welke van die beide verkiest gij? wel van zien peerden is zijk? = welke van zijne paarden is ziek? is t’r wel? (Oldampt) = is t’r ijn? (Hoogeland) = is er iemand (aan de deur, enz.)? wel en wel? = wie waren daar, noem de personen; wel mout ik dat geven? wel bin dat? Ommel. Landr. I, 3: Wel geen Richters mogen wesen; II, 41: Wel Tuyghen beleyden wil; Old. Landr. V, 41: Wel een mensche moet willigh van het levendt ten dode brenget, enz.; ook V, 53, 54, 56. Drentsch wel, weele, wiele, wille = wie, welke persoon, iemand; Geldersch wel = wie. ’t Oud-Hoogduitsche hwëlîh, wëlih, verkort wël, Middel-Hoogduitsch wëlch, wëlich, wël, enz.; Angel-Saksisch hwilic, Middelduitsch wilich, wilch, wil, Oud-Friesch hwelik, hwelek, hwelk, hulk, hwek, hok, huk, Middel-Nederduitsch welk, welic, wellek, wek, wik, Gothisch hvileiks, en samengetrokken uit: hwë, hvi, en: lîh, Gothisch leiks. Vgl. ’t Hoogduitsche wer. Zie ten Doornk. art. welk 2.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
welk , wel* , 1; het Hoogduitsch wer, door wisseling van l en r; met bldz. 577 te vergelijken het Nederlandsch die en die, dan en dan.
Bron: Ganderheyden, A.A. (1897), Groningana – Supplement op H. Molema’s Woordenboek der Groningsche Volkstaal, Groningen (reprint 1985)
welk , wukker , wuk, wukke , welk
Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen
welk , wel , vragend voornaamwoord , wie
Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl.
welk , wonn , vragend voornaamwoord , vrouwelijk: wonne, onzijdig: wonn, m , welke. Non kù’j dr wonn, nou heb je voorlopig genoeg
Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl.
welk , wêl , 1. wie 2. iemand, in zinnen als: is der wêl west?
Bron: Steenhuis, F.H. (1978), Stoere en Olderwetse Grunneger Woorden, Wildervank: Dekker & Huisman
welk , wel , weel , betrekkelijk voornaamwoord , (Zuidoost-Drenthe, Noord-Drenthe). Ook weel (vn) = wie Ik wait, wel dat daon hef (Vtm), ...wel of dat daon hef (Bor), Wel dat daon hef, weit ik nich (Bco), (...) gelokkig, weel het er buten redden kan (vn), Kiek ies, wel as daor in de verte ankomp (he), Wij wit, wel aal geld hef wie er allemaal geld hebben (Sle), z. ook wie
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
welk , wel , wele, wiele, wille , vragend voornaamwoord , (Zuidoost-Drenthe, Noord-Drenthe). Ook wele (Zuidwest-Drenthe), wiele (Zuidwest-Drenthe, veroud.), wille (dva:Mep) = wie Wel sleept er zoveul modder naor hoes in? (Eev), Naor welle zölle wij oos kind neumen? (Bei), Zul ik dat niet duren? Veur wel zul ik dat dan nich duren? (Bov), Wele is dat? (Hol), Wele bint dat ginne (Die), Wiele let mij dat? (Wsv), Wiele bedoel ie (sa:Rui), ook als bn. Wel zien wief is dat? (Eel), Wele wèer is het wat voor (vn), Wele ziend is dat? (Pes), (...) vruug hie daolijk an Gèertien, oet wel hoes of ze was (ti)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
welk , welk , welver, wukke , vragend voornaamwoord , Ook welver (Zuidoost-Drents zandgebied, Zuidwest-Drenthe, noord, Midden-drenthe), wukke (Zuidoost-Drents veengebied) = welk(e), wat voor soort Welk weer is het wat voor (Sle), Welke jongen waren dat? (Zey), Welke auto hest leiver, den rooie of den zwarte? (Nsch), Welver boom zuw umkappen? (Hijk), Welver vin ij het mooist? (Sle), Welver weer is het? (Smi), Wukke schoenen hej? (Klv), z. ook waffer
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
welk , wel , welle, wiele, wele, welken, welkente, welke, wekke , onbepaald voornaamwoord , (Zuidoost-Drenthe, Midden-Drenthe). Ook welle (Zuidoost-Drents zandgebied), wiele (Zuidwest-Drenthe), wele (Zuidwest-Drenthe), welken (Zuidoost-Drenthe, Veenkoloniën), welkente (Zuidoost-Drents veengebied, Zuidwest-Drenthe, noord), welke (Zuidoost-Drents zandgebied), wekken (Zuidoost-Drents veengebied, be:Midden-Drenthe), wellen (Zuidoost-Drents zandgebied, Midden-Drenthe), wellend, wellende, welde (Zuidoost-Drents zandgebied), welle (Zuidoost-Drenthe) = sommigen, welke Der komt wel an; zuw volk kriegen? (Emm), Der bint aaid wal welle, die het beter wit (Sti), Wij hebt lekkere appels; ik zal der oe wele van geven (Die), Woj erpel? Wij hebt nog wel (Sle), Is der wel is er iemand aan de deur (wm), Der bunt welken, dei eet alles (Bov), Der zint welken, die lèert het nooit (Sle), Welken keunt niks (Bco), Wij hebt nog welke te slaopen had (Pdh), Die biggen, dat waren wellen van een beste mot (Bui), Wellen hadden dörskvlegels met een aolsvel (Eex), Smangs gungen der vroeger welde twie maol as ramplesant in dienst (Wee)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
welk , welen , welend , (Gunninks woordenlijst van 1908) sommigen
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
welk , welk , welk
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
welk , uuke , wakke , bijwoord , Wat voor? Uuke de waffere? Uuke schoene? Wat voor soort schoenen? Wakke schoene èdde gij aon! Wat voor rare schoenen heb jij aan!
Bron: Verschuren, Frans (2000), Tètte-leurs Woordeboek. Zèège n'èn Schrijve meej plotjes, Etten-Leur.
welk , Wellek? , bijwoord , vraag, spr: Wellek? antw: Wellek, geitemellek, dan witte nonnie wellek. antwoord op ’n lastige vraag.
Bron: Verschuren, Frans (2000), Tètte-leurs Woordeboek. Zèège n'èn Schrijve meej plotjes, Etten-Leur.
welk , hok , hoek, huk , vragend voornaamwoord , welk, wat voor
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
welk , wellek , wat zeg je?
Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier.
welk , welkend , zelfstandig gebruikt vragend voornaamwoord , welke. Welkend van de twie wil ie ebben? Welkende?
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
welk , wùlke , wúlleke , welke , Wùlke gék hi dè gezeejd? Welke gek heeft dat gezegd?
Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen
welk , welken , welkend , welke.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.
welk , weel , wie.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.
welk , uuke , voornaamwoord , welke, wat voor (West-Brabant)
Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren
welk , wèlk , wèlke , welk, wat voor een , Wèlk hoesnummer höbs doe? Wèlke sjoon doon ich mich daobie aan?
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
welk , wèlk , tussenwerpsel , wat?; Frans Verbunt (1996) - wat zeg je?; R Ter correctie wegens het niet met-twee-woorden-spreken luidt soms het antwoord: dèlk!; Bosch wèllek - welk; Wat zeg je?
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal