elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: wachtel

wachtel , wachel , kwartel.
Bron: Halbertsma, J.H. (1835), ‘Woordenboekje van het Overijselsch’, in: Overijsselsche Almanak voor Oudheid en Letteren 1836, Deventer: J. de Lange.
wachtel , wachtel , wachtele, wachel , mannelijk, vrouwelijk , kwartel
Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak
wachtel , wachtel , kwartel (vogel).
Bron: Beets, A. (1927), ‘Utrechtsche Volkswoorden en Volksgezegden’, in: Driemaandelijksche bladen 22, 1, 1-30, 73-84. Groningen
wachtel , wagchel , Kwartel, kwakkel.
Bron: Dumbar, G., H. Scholten en J.A. de Vos van Steenwijk Vollenhove (1952), Het Dumbar Handschrift – Idioticon van het Overijsels in het einde der achttiende eeuw, uitgegeven door H.L. Bezoen, Deventer
wachtel , wagl , zelfstandig naamwoord, mannelijk , wagls , waglken , kwartel
Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl.
wachtel , wachtel , kwartel.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.
wachtel , wachtel , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk , wachtels , kwartel
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal