Woord: vurigheid
vurigheid , vueregaejd
, vueregaejd in t blood, koortsigheid Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl. |
vurigheid , vurigheid , 0
, soort ontsteking, exceem Garstemaal was goed tegen vurigheid bij keunen (Zdw) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
vurigheid , vurighied , zelfstandig naamwoord
, de 1. vurigheid: hartstochtelijkheid 2. branderigheid Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
vurigheid , vurigheid
, huiduitslag. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |