Woord: vuisthandschoen
vuisthandschoen , voesthansken
, (vuisthandschoenen); zie: hansk. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
vuisthandschoen , vůsthaondschen , meervoud
, wanten Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen |
vuisthandschoen , voesthaanske , voesthaansk , [zelfstandig naamwoord]
, handschoen met alleen een duim. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
vuisthandschoen , voeshansen
, vuisthandschoenen, wanten. Bron: Bos-Vlaskamp, G. e.a. (1994), Olster woorden, Olst. |
vuisthandschoen , voesthaansen
, vuisthandschoenen. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
vuisthandschoen , voesthaansk , 0
, (Zuidwest-Drenthe, zuid, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drents zandgebied) = want Vrogger hadden ze voesthaanschen mit twei doemen der in, dan kunden ze ze um en umme antrekken. Dan sleten ze niet zo gauw, maor het was wel een mal gezichte mit die lösse doem der bijan te bongeln (Hol), Voesthaansen bint warmer dan vingerhaansen (Hgv) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
vuisthandschoen , voesthaanske , zelfstandig naamwoord
, de; vuisthandschoen, want Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
vuisthandschoen , voeshansen , voeshaansen, voesthandschoenen
, wanten Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |