Woord: voerkist
|
voerkist , voerkist
, Zie hek. Bron: Berg, A. van den en H.J. Folmer (1774-1776), ‘Veluws en Drents uit de 18e eeuw’, uitgegeven door K. Heeroma in: Driemaandelijkse bladen 12 (1960), 65-83, 97-116. |
|
voerkist , vourkistje
, zie: veurbank. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
|
voerkist , voerkistĕ
, ond. wagen. Bron: Ebbinge Wubben, C.H. (1907), ‘Staphorster Woordenlijst’, in: Driemaandelijkse Bladen 6, 61-94 |
|
voerkist , vouerkist , [zelfstandig naamwoord]
, de kist voor haver en ander veevoer in de schuur. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
|
voerkist , vouerkistje , zelfstandig naamwoord onzijdig
, zie: veurbankje. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
|
voerkist , voerkissie
, kistje op de wagen waar de voerman op zat. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
|
voerkist , voorkist , 0
, (Zuidoost-Drents zandgebied, Zuidwest-Drenthe, zuid, Midden-Drenthe, Kop van Drenthe) = voerkist op de wagen, diende tevens als kist om op te zitten Op de boerenwaogens hadden ze een voorkist (Eel), In de voorkiste zat haver veur het peerd (Wsv), Een ledderwagen har een voorkiste as zitbaank (Zdw), z. ook veurkist Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
|
voerkist , voerkiste , zelfstandig naamwoord
, kist op de wagen waar de voerman op zit en waarin haver en gereedschap opgeborgen zijn. Zie ook: waegenkiste. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
|
voerkist , voerkiste
, kist op de wagen die als zitplaats voor de voerman dient, met daarin haver en gereedschappen. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |