elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: vlakuit

vlakuit , vlakoet , ronduit, ook Gron. Oostfr.
Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift
vlakuit , vlakoet , flakoet , ronduit; ʼk duur ʼt wel vlakoet zeggen dat hij ʼn schurk is, ook Drentsch, Oostfriesch flak ût seggen.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
vlakuit , flakoet , [bijwoord] , vlak uit.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
vlakuit , vlakoet , flakoet , [bijwoord] , ronduit. Dat duur ik vlakoet zeggen.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
vlakuit , vlakoet , bijwoord , (Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, zuid, Midden-Drenthe, Kop van Drenthe) = ronduit Hie zee het hum vlakoet veur de kop (Zwe)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
vlakuit , vlak-uut , 1. noodzakelijk; 2. volstrekt.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal