elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: verwierd

verwierd , [ordeloos] , verwierd , Et sut er verwierd uut, alles ligt er overhoop. En verwierd mensche, ordeloos, en haspelig, of ongedaan en slordig mensch. Ook die afgetrokken is.
Bron: Halbertsma, J.H. (1835), ‘Woordenboekje van het Overijselsch’, in: Overijsselsche Almanak voor Oudheid en Letteren 1836, Deventer: J. de Lange.
verwierd , verwierd , vewierd , Verward, slordig. U haor zit ve(r)wierd. Loop tòch n(i)eet zoo ve(r)wierd; î loopt alles tonderstebaoven. (i)Eerst ʼn stüksken vö̂r dʼn ve(r)wierden honger, d.i. voor den eersten honger.
Bron: Draaijer, W. (2e druk 1936), Woordenboekje van het Deventersch Dialect, Deventer: Kluwer.
verwierd , verwierd , [bijvoeglijk naamwoord] , verwaaid. Hai zag der verwierd en verwaaid oet. De schoven laggen verwierd over ‘t laand. (Veenkoloniën) , (niet in Stad en Westerkwartier)
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
verwierd , vewierd , verwierd , verward, stormachtig (van het weer).
Bron: Bos-Vlaskamp, G. e.a. (1994), Olster woorden, Olst.
verwierd , verwierd , (Gunninks woordenlijst van 1908) 1. verward; 2. onverschillig
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
verwierd , verwierd , in de war.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal