elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: vervlimd

vervlimd , vervlimt , jammer. Dat is vervlimt, dat is spijtig. Isl. flimt, laster.
Bron: Halbertsma, J.H. (1835), ‘Woordenboekje van het Overijselsch’, in: Overijsselsche Almanak voor Oudheid en Letteren 1836, Deventer: J. de Lange.
vervlimd , verflimd , vervlimd , basterdvloek, en zooveel als: verduiveld, vervloekt; “dee vervlimde riegel was neet kloar”.
Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift
vervlimd , [uitroep van teleurstelling of verbolgenheid] , vervlimd , bijwoord , uitroep van jammer.
Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak
vervlimd , vervlimp , verdorie. Vervlimp zek ze in Veessn.
Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde.
vervlimd , vervliemd , krachtterm, vervloekt! (W.-Veluwe).
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal