Woord: verspijkeren
verspijkeren , verspiekeren , werkwoord
, 1. verspijkeren: verbouwen 2. door te verbouwen geld uitgeven Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
verspijkeren , verspiekeren , werkwoord
, verspiekeren, verspiekerd , verspijkeren. IJ verspiekeren de ele boel. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
verspijkeren , verspiekeren
, 1. verbouwen; 2. geld erdoor jagen. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |