elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: verroppen

verroppen , verroppen , vernielen, afbladeren, verscheuren, van bloemen, planten, enz.; zij ’s altied verropt en verscheurd (tautologie) = haveloos gekleed. Zie: roppen.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
verroppen , vĕrroppĕn , baldadig vernielen.
Bron: Ebbinge Wubben, C.H. (1907), ‘Staphorster Woordenlijst’, in: Driemaandelijkse Bladen 6, 61-94
verroppen , verròppen , [werkwoord] , 1 verscheuren. n Vaalk verròpte n petries. Hai löpt verròpt en verscheurd = haveloos gekleed. Ook: verròpt en verreten.; 2 in wanorde brengen. Kinde, hebben ‘t haile ber verròpt.; 3 “vertikken” Jong het ‘t verròpt = wou volstrekt niet.; 4 schelen. ‘t Kin mie niks verròppen; (plat).; 5 zok verròppen = zich haast dood knoeien. Wie hebben ons der hoast tegen verròpt. || verrieten
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
verroppen , verroppen , zwak werkwoord, overgankelijk , vernielen Zie hebt de hiele baanke verropt met stoeien vernield (Wap), ...de hiele heuibulte verropt uit elkaar getrapt (Dwi), Ik bleef vast an het prikkeldraod zitten en heb de hele bokse verropt gescheurd (Coe), Dat jonkien verropt de hiele kraant (Oos), As er twie honden achter een haze zit, die verropt je hum hielmaol (Sle), Verrop je nou mor niet werk niet te hard (Hijk), (bijv.) Hie zag er oet as een verropt hennegien (ec), z. ook verrutern
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
verroppen , verroppm , vernielen. Iej verrop mien dât buukien helemaole.
Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde.
verroppen , verroppen , werkwoord , vernielen door kapot te scheuren, te vertrappen e.d., bijv. De hond het de baank hielemaol verropt. Ik heb me de huud verropt m’n lichaam heeft te lijden gehad doordat ik zoveel, zulk zwaar lichamelijk werk heb verzet
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
verroppen , verroppen , werkwoord , verroppen, verropt , zie: verrenneweren.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
verroppen , verroppen , vernielen (O.-Veluwe).
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal