Woord: verkoudheid
verkoudheid , [ontsteking van de slijmvliezen] , verkelt , verkolden , zelfstandig naamwoord
, Verkeltheid. Bron: Halbertsma, J.H. (1835), ‘Woordenboekje van het Overijselsch’, in: Overijsselsche Almanak voor Oudheid en Letteren 1836, Deventer: J. de Lange. |
verkoudheid , verkoldens , [zelfstandig naamwoord]
, verkoudheid. Bron: Boeles, P. (ca. 1875), Idioticon Groninganum. Vergelijkend woordenboek van den Groningschen tongval, uitgegeven door Siemon Reker, 1977, Egbert Forsten & Profiel. |
verkoudheid , verkòllens , [zelfstandig naamwoord]
, verkoudheid. Hai zit mit verkòllens, in hoes. Verkòllens oetruien loaten = laten uitvieren. Aan de verkòllens wezen = verkouden zijn. || gekkens; gladdens; hettens; nattens , gevormd uit verkòllenis Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
verkoudheid , vekùelnhaejd , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk
, verkoudheid Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl. |
verkoudheid , verkòldeid , verkòllendeid, verkölleneid
, verkoudheid. Ook: verkòllendeid (Kampereiland, Kamperveen), Gunninks woordenlijst van 1908: verkölleneid (Kamperveen) Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
verkoudheid , verkollnheid
, verkoudheid. Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde. |
verkoudheid , verkolenhied , verkolens, verkooldhied , zelfstandig naamwoord
, de; verkoudheid Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
verkoudheid , verkoldeid , zelfstandig naamwoord
, verkoudheid. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
verkoudheid , verkouwendigheid
, verkoudheid. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
verkoudheid , verkaodjheîd , verkaodjheid
, zie verkaodjigheîd Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |