Woord: verduld
verduld , verduld
, sterk, machtig, geweldig, enz. , Het is – heet. Ook als een uitroepingswoord, bijv.: Verduld, wat is het koud. Volgens Wassenberg beteekent het woord – zoo veel als dul gemaakt. Bron: Panken, P.N. (1850) Kempensch taaleigen, Idioticon I, A-Z, Idioticon II, H-Z, red. Johan Biemans, 2010, Bergeijk. |
verduld , verdüld , bijwoord
, waarlijk, inderdaad; wel verdüld, uitroep van verbazing of toorn. Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak |
verduld , verdōld
, bijwoord van versterking, als: drommels, enz.; verdōlde mooi, kold, nuver, roeg, min, enz. = zeer mooi, koud, net of lief, ruw, slecht of ziek, enz.; ook Drentsch, Friesch; Noord-Brabantsch, Nedersaksisch verduld; ’t is verdōld woar! = ’t is waarlijk zoo, wanneer men zekerheid verkregen heeft en daardoor aangenaam verrast wordt; hij keek t’r verdōld noa = hij keek er naar met veel belangstelling, (nadat het zijne nieuwsgierigheid had gaande gemaakt.) “Nou ’t was wel de muite weerdig: Peerden, almoal even veerdig, En de meisten luipen stolt; Maor het kneep er voak verdold.” Ook = ’t is stellig waar, ik durf u verzekeren dat het zoo is. – Als bijvoeglijk naamwoord in ’t is ’n verdōlde kerel, ’n verdōlde boudel, ’n verdōld spul (of: spil), enz. = een verdoemde vent, eene beroerde zaak, een leelijk geval, enz.; Oostfriesch dat sügt je gans ferdüld ût; dat is je ’n ferdülden krâm. – Als tusschenwerpsel = he! wel wel! enz.; wel verdōld! en alleen: verdōld! zooveel als: he, dat is goed bedacht! ja dat is goed, zóó moet het zijn,enz.; verdōld? = is dat waar? waarlijk? – ’t Woord; dat telkens met verdomd, of: verdoumd kan verwisseld worden, komt in al zijne beteekenissen nagenoeg met het Nederlandsch verdord, eene soort van basterdvloek, zachter dan: verdoemd, overeen, en letterlijk zooveel als:door dolheid aangetast. Kil. verdult = door waanzin aangegrepen. Limburgsch verdoldj = verduiveld. Vgl. euvels en ijbals. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
verduld , verdüld , vedüld
, Nagenoeg ʼt zelfde als verdreit. Bron: Draaijer, W. (1896). Woordenboekje van het Deventersch Dialect. ’s-Gravenhage: Martinus Nijhoff |
verduld , vĕrduld
, wel vĕrduld, wel verbaasd. Bron: Ebbinge Wubben, C.H. (1907), ‘Staphorster Woordenlijst’, in: Driemaandelijkse Bladen 6, 61-94 |
verduld , verdüld , vedüld
, Nagenoeg hetzelfde als ve(r)dreit. Bron: Draaijer, W. (2e druk 1936), Woordenboekje van het Deventersch Dialect, Deventer: Kluwer. |
verduld , verdöld
, sakkerloot. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
verduld , verduld
, uitroep van verbazing. zie ook: verdooid Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen |
verduld , verdolde , [bijvoeglijk naamwoord]
, de bijwoordelijke vorm van verdold = zeer. ‘t Eten was verdolde lekker. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
verduld , verdold! , verdompeld , [tussenwerpsel]
, 1 welverbaasd! Verdold! hou duur ie ‘t zeggen? Ik wol verdold nòg laiver! sterke bevestiging.; 2 verbazend, Dat is n verdold stok beter.; 3 waarachtig. ‘t Is verdold woar!; 4 beroerd. ‘t Is mie n verdolde boudel!; 5 met grote inspanning. Hai dee verdold zien best. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
verduld , vedùp! , verdùp , uitroep
, verdraaid!, verdekseld Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl. |
verduld , verdölt nog án toe
, verdorie, potdikke (krachtterm.) Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk |
verduld , verdold
, wel verbaasd Bron: Steenhuis, F.H. (1978), Stoere en Olderwetse Grunneger Woorden, Wildervank: Dekker & Huisman |
verduld , verdölt , verdölt haol
, verduiveld. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
verduld , verdold , verduld , bijwoord, tussenwerpsel
, Ook verduld (Zuidoost-Drents zandgebied, Zuidwest-Drenthe, zuid, Midden-Drenthe) = verdorie Een dubbeltien kan asmangs verdold raor rollen (ti), Ik moet verdold nog even weer hen, ik heb krapan poters genog (Sle), Verdold jao, zo was het (Ndo), Nou zal het verdold nog slummer kommen! het moet niet gekker worden (vs), z. ook verdikke Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
verduld , verduld , verdulle, verdullemij, verduveld, verdubbeltie, ve , tussenwerpsel
, Ook verdulle, verdullemij, verduveld, verdubbeltie, verduikerd (Zuidoost-Drents zandgebied), verdukerd (Zuidoost-Drenthe) = verdorie, bastaardvloek Ie kriegt verduld ok nooit gien rust (Hijk), Verdulle, dat liekt mij niet best! (kv), z. ook verdikke, verdarre Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
verduld , verduld
, verdraaid. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
verduld , verdulds
, ontzettend. ge hèt verdulds geluk, je hebt ontzettend veel geluk. Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden. |
verduld , verduld , verdulle, verdullemien
, bastaardvloek. Verduld en gien einde! ‘potverdorie!’ Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
verduld , verduld
, warempel. Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde. |
verduld , verduld , bijvoeglijk naamwoord
, deksels, verduld Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
verduld , verduld , verdoold , tussenwerpsel
, verduld, potverdrie Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
verduld , verdöld , verdöllese
, verduiveld , verdöld VB: 't Ês verdöld kaad hié.; verdöllese Zw: 'nne verdöllese gek Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
verduld , verdölds , verdöllemes
, ontzettend Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |
verduld , verdöld
, verdraaid Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk. |
verduld , verduld , verdulle , bijvoeglijk naamwoord, bijwoord, tussenwerpsel
, bastaardvloek. Zie ook: verdekseld, verdikkemien, verdreid. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
verduld , verdeed , verdold!
, verdomd! Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
verduld , verdöldj
, verduiveld, verdraaid , Verdöldj nog aan toe, waat laps se mich noe? Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
verduld , verdöldj , bijvoeglijk naamwoord
, verdöldje , verdomde, verdommese Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
verduld , verdöldj! , tussenwerpsel
, (uitroep) verdorie! Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel. |
verduld , verdöldj , tussenwerpsel
, (Nederweerts) verdraaid Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |