Woord: verachteren
verachteren , verachteren , werkwoord
, achterlijk blijven; verzuimen iets op den regten tijd te doen. O.iv.86. H.v.4. Nog heden algemeen in gebruik. Bron: Boeles, P. (ca. 1875), Idioticon Groninganum. Vergelijkend woordenboek van den Groningschen tongval, uitgegeven door Siemon Reker, 1977, Egbert Forsten & Profiel. |
verachteren , verachtêrn
, (wederkeerend) = zich verlaten, te laat komen, ten achteren komen; hij het zōk verachterd, hij begunt te runnen, bv. naar de schuit, of naar ’t spoor. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
verachteren , zok verachterlieken , [werkwoord]
, zie: zok verachtern. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
verachteren , zok verachtern , [werkwoord]
, niet op tijd zijn. Hai haar hom wat verachterd. Doe hest die ook nait verachterd = a. je bent op tijd; b. je bent er vroeg bij (met trouwen). || zok verachterlieken Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
verachteren , verachtern , veraachtern , zwak werkwoord, wederkerend
, (Zuidoost-Drents zandgebied, Noord-Drenthe). Ook veraachtern (Midden-Drenthe, Kop van Drenthe) = zich verlaten, te laat komen Ik heb mij verachterd, ik kun niet eerder (Wee) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
verachteren , veréchtere , werkwoord
, veréchterde, veréchterd , achterlopen , (van een klok) veréchtere VB: De herloëzje hèt zich mie es e kerteer veréchterd.; zich veréchtere verlaten (zich verlaten) zich veréchtere Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
verachteren , verachteren
, ondergaan (van de maan). Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |