Woord: uitzicht
|
uitzicht , oetzicht , zelfstandig naamwoord onzijdig
, 1 uitzicht. Doar is gain oetzicht op.; 2 gezicht. Hai is knap van oetzicht. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
|
uitzicht , oetzich , onzijdig
, oetzichte , uitzicht. Dao is gein oetzich op: daar is niet veel kans op. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
|
uitzicht , oetzicht , 0
, oetzichten , 1. uitzicht Wat een mooi uutzicht. Ie kiekt zo de weilanden in (Nam) 2. vooruitzicht Wij hebt nog dreei feesten in het oetzicht (Bal), De jeugd het een slecht uutzicht (Eco), Der is gien uutzicht op zachter weer (Ruw), Hie hef nog / hiel wat in het oetzicht (Pdh) 3. uitkomst, redding (Zuidwest-Drenthe, zuid) Aj in de misere zit, ziej gien uutzicht (Hol) 4. gezicht, uiterlijk Het zal wal een goeie vent wèren, mor zien oetzicht mag ik non eenmaol niet (Hijk), Hij het een donker oetzicht (Een), z. ook oetkiek Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
|
uitzicht , uutzicht , uutzichte , zelfstandig naamwoord
, et 1. mogelijkheid om naar buiten te zien 2. mogelijkheid om uit te kijken, goed rond te zien, spieden 3. punt van waaruit je goed de omgeving kunt zien, goed uit kunt kijken 4. dat wat men kan zien vanuit een zekere positie 5. vooruitzicht 6. goed vooruitzicht, zicht op een oplossing, uitweg 7. gelaatsuitdrukking Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
|
uitzicht , uutzicht , uutzich , zelfstandig naamwoord
, uitzicht. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
|
uitzicht , uutzicht
, aanblik, uiterlijk. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
|
uitzicht , [uitzicht] , oetzich , oetzicht
, uitzicht Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |