elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: uitvigileren

uitvigileren , oetfiegelijêrn , bedenken, verzinnen om iets klaar te krijgen wat veel overleg vereischt.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
uitvigileren , ü̂̂tfigeléren , Bedenken, overleggen, uitvorschen. Dat hei maor is netjes ü̂̂tefigeleerd. Lat. vigilare – wakker zijn, waken.
Bron: Draaijer, W. (1896). Woordenboekje van het Deventersch Dialect. ’s-Gravenhage: Martinus Nijhoff
uitvigileren , [uitdenken] , ü̂tfigeleeren , ü̂tfigelieeren , Bedenken, overleggen, uitvorschen. Dat hei maor is netjes ü̂tefigel(i)eerd. Lat.: vigilare – wakker zijn, waken.
Bron: Draaijer, W. (2e druk 1936), Woordenboekje van het Deventersch Dialect, Deventer: Kluwer.
uitvigileren , ütvigeleeren , uitdenken
Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen
uitvigileren , oetviegeleern , werkwoord , uitzoeken, aan de weet komen
Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl.
uitvigileren , uutfiegeliêre , uitdokteren.
Bron: Kerkhoff, Chris (1970 ev), Dialectwoordenlijst van het Land van Cuijk, Cuijk
uitvigileren , [uitzoeken] , uutfiegelieren , met inspanning uitdenken, uitzoeken.
Bron: Bos-Vlaskamp, G. e.a. (1994), Olster woorden, Olst.
uitvigileren , uutfiegelieren , fiegelieren uut, uut efiegelierd , uitdenken, uitdokteren.
Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte
uitvigileren , oetfiegeleren , oetfiegelieren, oetfiegeln , zwak werkwoord, overgankelijk , (Midden-Drenthe, Zuid-Drenthe). Ook oetfiegelieren (Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, zuid), oetfiegeln (Zuidwest-Drenthe, noord) = uitdokteren Dat hej mooi oetfiegeleerd (Sle), Ik wil toch ies even oetfiegeleren, woor hij dat spul vort hef (Bov)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
uitvigileren , uutfiegeleren , werkwoord , uitzoeken, uitdokteren
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
uitvigileren , uutvigelieren , werkwoord , uitdenken, uitvinden. Wat ef e now weer uutvigelierd! Zie ook: uutfineren, uutprakkezeren, uutvinnen.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
uitvigileren , uutvigelieren , uutfineren , vigelieren , uitdenken, uitzoeken.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.
uitvigileren , ötviegieleere , zwak werkwoord , WBD III. 1. 4:18 ‘uitvigileren’ = uitdenken
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal