Woord: tussen
tussen , van tusschen
, wordt dikwijls gebezigd in uitdrukkingen als de volgende: ik kan er niet van tusschen, d.i. ik kan er niet buiten, ik kan het niet laten. Bron: Bisschop, W. (1862), ‘Het Dordsche taaleigen. Bijdrage tot de kennis der Hollandsche dialekten’, in: De Taalgids 4, 27-48. |
tussen , tüsgen , bijwoord
, tusschen. Bron: Gallée, J.H. (1895), Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect, aanhangsel Twents |
tussen , tüssen , bijwoord
, tusschen. Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak |
tussen , tussen
, voor: sussen, tot rust brengen, den vrede herstellen. Oostfriesch tüssen. Volgens ten Doornk. van een Middel-Hoogduitsch Tuschen = zich schuil houden, verbergen; tützen = tot zwijgen brengen, het zwijgen opleggen; tûzen = berusten, in stilte treuren; Oud-Hoogduitsch tûzen, dûzen, Middel-Hoogduitsch tiuzen = stillen, sussen; Middel-Nederduitsch tusken, Nederduitsch tüssen, tüschen, tussen = stillen, tot bedaren brengen, enz. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
tussen , tussen , twisken, tusken , (tussə) , voorzetsel
, Tuske Paas en Pinkster gane ze trouwen. Tusken Knollendam ende den Dam tSaerdam, Hs. (a° 1596), archief v. Westzaan. De oude vorm twisken leeft, behalve in de eigennaam Twis (zie aldaar), thans nog slechts bij enkele ouden van dagen. || Twisken die Schepenen van Westzaanden ter eenre, ende Symon Jonghe-Jans ende Claes Claesz. Aerts voorsz. ter andere zijde, Priv. v. Westz. 112 (a° 1588). – Eertijds in geheel N.-Holl. (vgl. b.v.: Enen wech ... twisken Limmen ende Outgotskoech, Oorkb. II, no. 641; a° 1288), en in Friesl. (EPKEMA 506). Vgl. ook Mnd., Nnd. twisken, twischen, Hgd. zwischen. Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971) |
tussen , tösse
, tusschen. Der tösse, er tusschen. Tösse hange en wörge, besluiteloos. Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo. |
tussen , tusschen , [tøsxәn]
, tussen Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen |
tussen , tussen , [tussenwerpsel]
, Schaaiden tussen joe baaiden! , bij een vechtpartij Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
tussen , tusken , [voorzetsel]
, nevenvorm van tussen; Westerkwartier de enige vorm. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
tussen , tussen
, een kind tussen een man en een vrouw, van een man en een vrouw (1904). Bron: Beets, A. (1954), ‘Leidse woorden en uitdrukkingen’, in: Bicker Caarten, A. (red.), Leids Volksleven, Leiden: Sijthoff |
tussen , tusken , twisken , bijwoord, voorzetsel
, Verouderd voor tussen. Vgl. Fries tusken. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
tussen , tösje
, tussen. Tösje hangen en wörge: onbeslist. Tösje daach en aovent: tussen licht en donker. Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam |
tussen , tuschen , tusken, tussen , bijwoord, voorzetsel
, (Zuidoost-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, zuid). Ook tusken (Zuidoost-Drenthe, Midden-Drenthe, Kop van Drenthe), tussen (Zuidwest-Drenthe, Zuidoost-Drents veengebied, Midden-Drenthe, Veenkoloniën). In samenstellingen komt tussen- overal voor = tussen Ze hebt een heeg poot as ofscheiding tusken beiden (Eex), Ik laote mij der niet tussen nemen (Bro), Die hef hum der maal tussen had beet gehad (And), As mindere man kom je daor niet makkelijk tussen (Ass), Hij zit er lillijk tuschen in de problemen tussen twee partijen (Sle), Het kun eigelijk neit meer, mor ik drong mai er ok mor tusken (Pei), Zij holdt zich te veul ofziedig; zo komp ze er nooit tussen onder de mensen (Eri), z. ook vantuschen Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
tussen , tussen
, tussen Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
tussen , tussen , bijwoord
, tussen iets in, bijv. Dat komt d’r even bi’j tussen er even tussendoor Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
tussen , tussen , tusken , voorzetsel
, 1. tussen 2. niet het één en niet helemaal het ander Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
tussen , tössje , voorzetsel
, tussen , tössje VB: Êkkelder lik tössje Groéselt en Hoontem ién. Zw: tössje däog en aovend: de schemering Zw: Dat blyf tössje ôs: onder ons. Zw: tössje hûi en dry daog: binnen; tössjen binnen (binnen vandaag en morgen) tössjen hûi en muerge Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt |
tussen , tusse , tussen
, tussen twee lichte(n) in, schemering. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
tussen , tösse
, tussen , Det maedje is te groeat vuuer servèt en te klein vuuer taofellake. Hie-en-tieënge en dao-en-tösse. Ich höb t’r flink tösse gezaete. Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn |
tussen , tösse , voorzetsel
, tussen Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |
tussen , tusse , voorzetsel
, tussen; Cees Robben - hij zaat as enen eezel tusse twee bèèrge hooj; Mandos - Brabantse Spreekwoorden - 2003 - dertusse geschoove zèèn as Pónsieus Pielaatus int kreedoo (R'75); WBD III.4.4:240 'tussen licht en donker = schemering; 240: 'tussen de grauwe en de blauwe' = schemering Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant |
tussen , tusse
, tussen Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. + |