Woord: trekdoos
trekdoos , trekduze , trekkaast, trekorgel , 0
, Ook trekkaast, trekorgel (Zuidwest-Drenthe, zuid) = harmonica Wat hef e een trekken daon op die aolde trekduze (Sle), Jans speulde op de trekduize (Bco), z. ook (trek)harmonica Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
trekdoos , trekdeuze , zelfstandig naamwoord
, de; trekharmonica Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
trekdoos , trekdeuze , zelfstandig naamwoord
, trekharmonica, accordeon. Zie ook: trekkaste. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
trekdoos , trekdeuze , trekkaste
, accordeon. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |