Woord: toedelen
toedelen , toedielen , zwak werkwoord, overgankelijk
, toewijzen Bij de verkoping hebt ze hum dat laand toedield (Sle) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
toedelen , toedielen , toedelen , werkwoord
, toedelen Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
toedelen , toedelen
, 1. in het wilde weg praten; 2. liegen (W.-Veluwe). Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |