Woord: tempelen
tempelen , tempeln , onbepaald werkwoord
, (Zuid-Drenthe) = wiebelen Tempeln mit een stoel op twee poten balanceren (Zdw), De kinder gungen alles op mekaar tempeln zo opstapelen, dat het dreigde om te vallen (Sle), z. ook tenteln Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
tempelen , tempelen
, naar de kerk gaan (W.-Veluwe). Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |