Woord: tandtergerij
tandtergerij , tandentargerîje , vrouwelijk
, Tantalisatie. Ak n(i)eet meer ka(r)sen krîge, dan hòld d(i)ee ook maor: dat is maor tandentargerîje. Bron: Draaijer, W. (1896). Woordenboekje van het Deventersch Dialect. ’s-Gravenhage: Martinus Nijhoff |
tandtergerij , tandentargerîje , vrouwelijk
, Tantalisatie. Ak n(i)eet m(i)eer ka(r)sen krîge, dan hòld d(i)ee ook maor; dat is maor tandentargerîje. Bron: Draaijer, W. (2e druk 1936), Woordenboekje van het Deventersch Dialect, Deventer: Kluwer. |
tandtergerij , taondtaigeriie , vrouwelijk
, tandtergerij Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen |
tandtergerij , taanntoargerieje , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk
, tantaluskwelling Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl. |
tandtergerij , tandentärgerieje
, iets lekkers voorzetten of voorhouden terwijl men het niet mag gebruiken. Bron: Bos-Vlaskamp, G. e.a. (1994), Olster woorden, Olst. |
tandtergerij , tanentergerieje
, watertanden. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
tandtergerij , taandentargerijgie , 0
, taandentargerijgies , (Zuidwest-Drenthe, zuid) = mondterging, een kleinigheid dat verlangen opwekt, dat niet kan worden vervuld Het is maor een taandentargerijgie (Hgv) Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
tandtergerij , tanentärgeri’je
, (Gunninks woordenlijst van 1908) tandentergerij, het opwekken van een verlangen zonder dat er bevrediging volgt Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
tandtergerij , tandentärgerieje
, (tantalus)kwelling. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |