elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: toddik

toddik , taddik , smeerpoets
Bron: Spek, J. van der (1981), Zoetermeers woordenboek, Zoetermeer.
toddik , toddik , teddik , zelfstandig naamwoord , Viespeuk, smerig wijf.
Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer
toddik , taddek , toddek , zelfstandig naamwoord , taddeke, toddekke , taddekie, toddekkie , slonzige vrouw Ook toddek; vieze slonzige vrouw Z’is een toddek, een onten del Ze is een slonzige vrouw, een vieze slons
Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal.
toddik , taddik , smeerpoets.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.
toddik , taddekerd , toddekerd , vuilik; smerig persoon (Nederlands: taddik, toddik)
Bron: Grauw, Sibrand de en Gerard Gast (2014), ABC Dordt. Dordtse woorden en uitdrukkingen, dialect, verhalen en versjes, gedichten en straattypes, Asaprint Uitgeverij, Dordrecht.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal