Woord: stunderen
stunderen , stundern
, berispen, moeite hebben met. De meisters heb heel wat te stundern met de kiender in de schoele. Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde. |
stunderen , stunderen
, 1. onnodig lawaai maken (W.-Veluwe); 2. vitten, berispen (O.-Veluwe). Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |