elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: spijkervet

spijkervet , spiekervet , [bijvoeglijk naamwoord] , zeer mager. , schertsend
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
spijkervet , spiekervet , bijvoeglijk naamwoord, bijwoord , mager Dat dier is spiekervet. Die mut nog aordig ankomen, veurdet e eslacht kan worden (Rui)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
spijkervet , spiekervet , (Veenkoloniƫn), in Dei pankouken binnen zo dreuge, dei kunden wel bakt wezen in spiekervet (Erf)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
spijkervet , spiekervet , bijvoeglijk naamwoord , 1. moddervet 2. erg mager
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
spijkervet , spiekervet , bijvoeglijk naamwoord , mager.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
spijkervet , spiekervet , mager.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal