Woord: spiernaakt
spiernaakt , spiernoakend
, moedernaakt. Zie: spier 2. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
spiernaakt , spiernakend , bijvoeglijk naamwoord
, Spiernaakt, geheel naakt. Zie nakend. || Hij was spiernakend. – Ook elders bekend. Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971) |
spiernaakt , spiernoakend , [bijvoeglijk naamwoord]
, splinternaakt. || spierliek Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
spiernaakt , spiernaekend , spiernaekt , bijvoeglijk naamwoord
, spiernaakt Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
spiernaakt , spiernakend , bijvoeglijk naamwoord
, moedernaakt Bron: Werkgroep Dialecten Hoeksche Waard (2006), Hoekschewaards woordenboek, Klaaswaal. |
spiernaakt , spiernakend , bijvoeglijk naamwoord
, spiernaakt. Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie |
spiernaakt , spiereke naakt , pierekenakend , spierkend naakt, spierle naakt
, spiernaakt. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |
spiernaakt , speernaaks , bijvoeglijk naamwoord
, spiernaakt; speernakendj spiernaakt Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd. |