Woord: snipsnaarderij
snipsnaarderij , snipsnaorderîjen
, Kleinigheden, beuzelingen, prullen, dingen van weinig waarde. Bron: Draaijer, W. (1896). Woordenboekje van het Deventersch Dialect. ’s-Gravenhage: Martinus Nijhoff |
snipsnaarderij , [kleinigheden] , snipsnaorderîjen
, Kleinigheden, beuzelingen, prullen, dingen van weinig waarde. Bron: Draaijer, W. (2e druk 1936), Woordenboekje van het Deventersch Dialect, Deventer: Kluwer. |
snipsnaarderij , snipsnaoriijen , meervoud
, prulletjes Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen |
snipsnaarderij , snibbelsnobbelderij , [zelfstandig naamwoord]
, snoepgoed. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
snipsnaarderij , snipsnaoren , snipsnaorderij, snipsnaorderijen , zelfstandig naamwoord, meervoud
, Ook snipsnaorderij, snipsnaorderijen = snuisterijen, prullen Der was niet veul deegs te koop, niks as wat snipsnaorderij (Oos), Hie hef wat snipsnaoren metnummen van ’t mark (Sle), Bij die verlotting was het allemaole snipsnaorderijen (Dwi), z. ook snaorderijen, snaor III Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum |
snipsnaarderij , snipsnörderi’je , snipsnaorderi’je
, (Kampen) dingen van weinig waarde, rommel. Ook: snipsnaorderi’je (Kampereiland, Kamperveen) Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen |
snipsnaarderij , snipsnoorderiejn
, prullen. Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde. |
snipsnaarderij , snipsnaorderi’je , zelfstandig naamwoord
, de; snipsnaarderij Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte. |
snipsnaarderij , snipsnaaiderieje
, snoepgoed. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |