elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: snipperboon

snipperboon , snipperbónne , snijbonen , Ik hôj dees jaor snipperbónne gezèt mér’t zén ander bónne, ik zal’les riklemiire. Ik had dit jaar snijbonen gepoot maar het zijn andere ik zal eens reclameren.
Bron: Hendriks, W. (2005), Nittersels Wóórdenbuukske. Dialect van de Acht Zaligheden, Almere
snipperboon , snipperbonen , snippers , snijbonen (W.-Veluwe).
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.
snipperboon , snipperbón , zelfstandig naamwoord , snijboon (Eindhoven en Kempenland)
Bron: Swanenberg, A.P.C. (2011), Brabants-Nederlands: Nederlands-Brabants: Handwoordenboek, Someren


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal