elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: snijboon

snijboon , snieboon , [zelfstandig naamwoord] , 1 snijboon. Lötjonges dij eerst sniebonen eten, trekken n hoog nummer.; 2 lang en smal binnenvaartuig.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
snijboon , sjnieboon , vrouwelijk , sjnieboone , sjniebeunke , snijboon.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
snijboon , snéjbòn , snijboon.
Bron: Crompvoets, H. en J. van Schijndel (1991), Mééls Woordeboe:k. Meijel: Medelo.
snijboon , sniebone , snijboon.
Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte
snijboon , snieboon , snippelboon , 0 , Ook snippelboon (Zuidoost-Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniën) = snijboon De sniebonen in de pot bint al aordig inlakseerd (Die), ...hebt wij al in een Keulse pot (Dal), Hij is zo krom as een snieboon (Odo)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
snijboon , [soort boon] , snijbòn , snijboon. mv. snijbònnen.
Bron: Zegers, A. (1999), Het dialect van het land van Ravenstein, in het bijzonder van Uden en Zeeland, Uden.
snijboon , sniedebone , sniebone , zelfstandig naamwoord , de; snijboon (lett.)
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
snijboon , sjnyboen , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk , sjnyboene , sjnybuunsje , snijboon , VB: sjnyboene kêns te viës, iéngemak, gediepvries en gedruug ëte.
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
snijboon , snéíjbôn , snijboon
Bron: Bergh, N. van den, e.a. (2007), Um nie te vergeete. Schaijks dialectboekje, Schaijk.
snijboon , sniejbone , sniebone , zelfstandig naamwoord , 1. snijboon (groente). Zie ook: klembone; 2. raar iemand.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
snijboon , snèijbòn , snijboon , Râre snèijbòn. Rare snijboon.
Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen
snijboon , sniebonen , pronkbonen.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.
snijboon , snieboean , vrouwelijk , snijboon
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
snijboon , sniejboeën , zelfstandig naamwoord , sniejboeëne , sniejbuënke , snijboon
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
snijboon , snieboeën , snieboeëne , sniebuuentje , snijboon
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal