elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: slingerschijt

slingerschijt , sjlingersjiet , mannelijk , diarree. Hae haet de sjlingersjiet: hij heeft diarree.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
slingerschijt , slingerschijt , 0 , (Kop van Drenthe) = diarree Hij is an de slingerschijt (Zey)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
slingerschijt , slyngersjiét , zelfstandig naamwoord , diarree , (diarree hebben) de sjlyngersjiét hebbe
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
slingerschijt , slingerschijt , diarree
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.
slingerschijt , slingerschiêt , zelfstandig naamwoord, mannelijk , diarree
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
slingerschijt , slingerschijt , diarree; buikloop
Bron: Grauw, Sibrand de en Gerard Gast (2014), ABC Dordt. Dordtse woorden en uitdrukkingen, dialect, verhalen en versjes, gedichten en straattypes, Asaprint Uitgeverij, Dordrecht.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal