Woord: slagzwaard
slagzwaard , slagsweerd
, zie: bek. Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887) |
slagzwaard , slagsweerd , zelfstandig naamwoord onzijdig
, slagzwaard. Hai het n bek as n slagsweerd = een brutale mond. Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen |
slagzwaard , slagsweerd , zelfstandig naamwoord
, Ook: 1. groot soort sabel o.a. gebruikt om het riet van de walkanten te slaan. 2. Extra grote snijboon waarvan de peul de vorm van een slagzwaard heeft. Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer |
slagzwaard , slagzweerd
, soort snijboon. Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |