elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: schutting

schutting , schutting , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk , Zie de wdbb. – 1) Geen meerv. Het schutten door een sluis. || Ende oock mede van Vlot-hout elcke Schuttingh een Oortjen (verordening sluiswachter, 17de e.), Priv. v. Westz. 488. – Overdr. in de uitdr. iemand een schutting op voor zijn. || We benne je al ’en schutting op voor (bij het eten, wanneer iemand later komt, zodat de anderen de eerste portie reeds op hebben). 2) Meerv. schuttings. Behalve in de gewone zin van schut, tuinhek, bij vissers als benaming voor: het want waarmede het viswater wordt afgezet. || De schuttings uitzetten. Twee stel zijden stelfuiken met instekers en schuttings, groot 100 mazen, Verkopings-Catal. (a° 1884). – Eertijds ook schut. || En sal niemant eenige Sluysen … bevisschen met Korven, Fuycken, of Schutten als ’t water uytloopt, LAMS 719. – Vgl. kamerschutting en walschutting.
Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971)
schutting , schuttige , vrouwelijk , schutting
Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen
schutting , schutten , [zelfstandig naamwoord] , schutting, namelijk zoveel schepen als tegelijk door een sluis geschut kunnen worden. Fig. Dat scheelt n schutten = dat maakt een groot verschil.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
schutting , schutting , 0 , schuttings , schutting, omheining Ik heb vandage lekker achter de schutting ezèten, uut de wiend (Bro), Wie hebben een schutting om de toene maokt (Erf)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
schutting , skutting , skuttige , (Kampen) schutting. Ook: skuttige (Kampereiland, Kamperveen)
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
schutting , sjötting , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk , sjöttinge , sjöttingske , schutting , VB: Tössje miéne en ziéne moostem ês 'n sjötting.
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
schutting , skutting , skuttink , zelfstandig naamwoord , schutting.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
schutting , schutter , schuttik , schutting.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.
schutting , sjötting , vrouwelijk , sjöttinge , sjöttingske , schutting , De sjötting stuit op ’t gesjeid.
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
schutting , sjötting , zelfstandig naamwoord , sjöttinge , sjöttingske , schutting ook sjot
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
schutting , schötting , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk , schöttinge , schöttingske , schutting
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal