Woord: schronselen
schronselen , skroonsln , zwak werkwoord
, verschrompelen Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl. |
schronselen , schronselen
, verwonden door schaven (schaafwond). Bron: Bos-Vlaskamp, G. e.a. (1994), Olster woorden, Olst. |
schronselen , schroonselen
, schroonselen, eschroonseld , een schaafwond oplopen. Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte |
schronselen , schronselen
, opppervlakkig verwonden (O.-Veluwe). Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere. |