elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: school

school , schoele , schoel , school; hij had lange schoele elegen = hij had lang naar school gegaan. (In een deel van ’t WKw. (Gron.) ook: schoele, vioele, enz.)
Bron: Molema, H. (1889), Proeve van een woordenboek der Drentsche volkstaal in de 19e eeuw, handschrift
school , schoole , vrouwelijk , school.
Bron: Gallée, J.H. (1895). Woordenboek van het Geldersch-Overijselsch Dialect. Deventer: H.P. Ter Braak
school , schoule , school; schoulkinder = schoolkinderen.
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
school , school , zelfstandig naamwoord, onzijdig , Zie de wdbb. || Het grote en het kleine school (de school voor de grotere en die voor de kleine kinderen). Hij gaat al op ’et Franse school. Het hele school begon te lachen. Soo het (nl. het kind) niet na ’t school en gaet, soo heeft het nach meest al den dagh seer veel bedrijf, al heeft sijn doen weijnigh om ’t lijf, Saender Bloemestralen 177. – Het onzijdig geslacht van school, dat ook elders in de spreektaal voorkomt, was vroeger in Holl. ook in de schrijftaal gewoon. Vgl. b.v. || (Sy sullen) zedigh by paren nae ’t School gaen sonder kijven. Dan in ’t School comende sal die Meester sonder verbeyt hen afvragen wat den Predicant heeft gheseyt, VALCOOGH, Regel d. Schoolm. 15 (Sy) deden de kinderen uyt het school comen, V. ZUYLEN V. NIEUVELT, Plutarchus 117 b. Moet hy, die andren leert, noch eerst de wijsheit zoecken, zoo dwaelt het heele school, terwijl de meester dwaelt, VONDEL, Salomon 117. Ter weêrzyden van deze kamer vindt men het linnen-naai- en het braaischool, WILLINK, Amstell. Arkadia 1, 41.
Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971)
school , school , zelfstandig naamwoord , het geslacht blijkt niet. Bij vissers. Het gedeelte van het sim van een visnet dat tussen twee kurken ligt, de ruimte tussen elk paar kurken. || Een net van zes scholen lang (waaraan dus zeven kurken zitten). – Evenzo elders in N.-Holl.; vroeger schijnt het woord ook de afstand tussen elk paar knopen van het net te hebben aangeduid. || Ende sullen alle Netten moeten breedt zijn seven hondert vyftig Masken ofte Scholen, Handv. v. Ench. 232 b (a° 1624). – Vgl. opscholen.
Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971)
school , schoolĕ , school.
Bron: Ebbinge Wubben, C.H. (1907), ‘Staphorster Woordenlijst’, in: Driemaandelijkse Bladen 6, 61-94
school  , schoeël , school. Schuëlke spelen, schooltje spelen.
Bron: Daelen-Meuter, Jos. van (ca. 1937), Venloos waordebook, ongepubliceerd typoscript, Venlo.
school , schualle , vrouwelijk , school (vis)
Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen
school , schoule , vrouwelijk , schoulen , schöultien , school
Bron: Jonker, L. & H.G. van Grol (z.j., ca 1940), Woordenboek dialect van Vriezenveen
school , skole ,   ,   , mazen van het net.
Bron: Overdiep, G.S. (1949), Woordenboek van de Volkstaal van Katwijk aan Zee, Antwerpen
school , skole , skool ,   , ook voor menigte bijeenzwemmende visschen: ’n skool haering, ’n skole zwaerdvisse.
Bron: Overdiep, G.S. (1949), Woordenboek van de Volkstaal van Katwijk aan Zee, Antwerpen
school , schoule , schoul , [zelfstandig naamwoord] , school. Schoul gaait in of aan. Noa schoul goan = schoolgaan. Noa schoul tou goan = op weg zijn naar school. In schoul blieven = noablieven. In een flink dorp heeft men lutjeschoul, middelschoul en grootschoul, de 3 lokalen. || middelschoul
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
school , skoole , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk , school
Bron: Schönfeld Wichers, K.D. (1959), Woordenboek van het Rijssens dialect, herdruk 1996, z.pl.
school , schoul , school
Bron: Steenhuis, F.H. (1978), Stoere en Olderwetse Grunneger Woorden, Wildervank: Dekker & Huisman
school , skoôl , zelfstandig naamwoord , De school, in de combinatie de (’t) grôte skoôl, de lagere school, de basisschool.
Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer
school , sjool , vrouwelijk , sjoole , sjöölke , school. Veer höbben ós langs de sjool gesjtaoke: wij hebben gespijbeld.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
school , schoele , school.
Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte
school , schoel , schoele, schole, schooul, schoul, schoule , 0 , schoelen , (Zuidoost-Drenthe, Midden-Drenthe). Ook schoele (Zuidwest-Drenthe, Zuidoost-Drents veengebied), schole (Zuidwest-Drenthe, Midden-Drenthe), schooul (Midden-Drenthe, Kop van Drenthe), schoul (Kop van Drenthe), schoule (Veenkoloniën, Zuidoost-Drents veengebied) = school Zie hebt nog ien hen ’t schoel en de aandern hebt ze al groot (Oos), Giet de grote meid nog naor de legere schoel? (Scho), Det main wordt altied eplaogd op de schoele (Bro), Hij har de schole verzuumd (Rui), Hij hef de schoule verkropen heeft gespijbeld (Bov)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
school , skole , skôêle , (Kampen) school. Ook: skôêle (Kampereiland, Kamperveen)
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
school , schoele , school.
Bron: Dialectwârkgroep Heerde/Waopmvelde (2004), Nieje Heerder Woordnboek, Heerde.
school , schoele , zelfstandig naamwoord , de 1. school 2. schoolbevolking 3. middel of plek om te schuilen
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
school , sjaol , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk , sjaole , sjëulke , school , VB: Hûi ês geng sjaol. VB: De gaanse sjaol leep mêt ién de perséssie. Zw: sjaol doén: les geven. Vb: 'r Hèt dértig jaor sjaol gedoën ién Groéselt.
Bron: Jaspars, G. en H. Fiévez (2006-2008), Woordenboek van het Gronsvelds, Gronsveld/Ryckholt
school , schôôltje , in de uitdrukking “schôôltje aachter d’aog speule”, “spijbelen”.
Bron: Luysterburg, J. e.a. (2007), Dialecten in het Zuidkwartier. Hoogerheide, Ossendrecht, Putte, Woensdrecht, Heemkundekring Het Zuidkwartier.
school , skoele , (met lange oe, vkw. skuultien, met korte uu) , zelfstandig naamwoord , skuultien , school. Grote skoele ‘basisschool’. Dät jonk giet al naor de grote skoele.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
school , schoôl , school , Keijnder no schoôl wérke. Kinderen verzorgen en naar school sturen.
Bron: Laat, G. de (2011), Zoo prôte wèij in Nuejne mi mekaâr, Nuenen
school , schoele , schoot.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.
school , sjoeal , vrouwelijk , sjoeale , sjuuelke , school , Geis dich al nao de groeate sjoeal?
Bron: Tonnaer, M. en Har Sniekers (eindred.), (2012), Thoears Woeardebook, Thorn
school , sjoeël , zelfstandig naamwoord , sjoeële , sjuëlke , school; de groeëte sjoeël – de lagere school/basisschool vanaf groep drie
Bron: Janssen, L. (2013), Limburgs Woordenboek Heels-Nederlands, Heel.
school , school , schoeël , zelfstandig naamwoord, vrouwelijk , schole/schoeële , scheulke/schuuëlke , eerste vorm Buitenijen (kerkdorpen rondom stadskern), Nederweerts, Ospels; tweede vorm Weerts (stadweerts); school
Bron: Feijen, Jan (2013), Zoeë Kalle Vae - Weertlands woordenboek, Weerd.
school , school , zelfstandig naamwoord , school; Ook uitgesproken als 'schoow'; Dirk Boutkan (1996)  - (blz. 97) zen vaader heetum zes/zis jaor nor schol/schôol laote gaon
Bron: Sterenborg, W. en E. Schilders (2014), Woordenboek van de Tilburgse Taal (WTT), Tilburg: Stichting Cultureel Brabant
school , schoeël , schoeële , schuuelke , school
Bron: Arts, Jan (2015), Brónsgreun Bukske, Editie Veldes dialek, Velden. +


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal