elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: schokker

schokker , skokker ,   ,   , schokker, klein Hollandsch visschersvaartuig, dat de kustvisscherij uitoefent; bijnaam proep.
Bron: Overdiep, G.S. (1949), Woordenboek van de Volkstaal van Katwijk aan Zee, Antwerpen
schokker , schokkers , [zelfstandig naamwoord] , grote groene erwten voor spliterwten. (‘t Oude woord schok = peul.)
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
schokker , schokker , aardappelsorteermachine met schoksysteem
Bron: Steenhuis, F.H. (1978), Stoere en Olderwetse Grunneger Woorden, Wildervank: Dekker & Huisman
schokker , skokkers , zelfstandig naamwoord, meervoud , Ouderwets soort (groene) erwten. Zie het N.E.W. onder schok-3. = bonepeul, hauw. Vgl. Fries skokker.
Bron: Pannekeet, J. (1984), Westfries Woordenboek, Wormerveer
schokker , schokker , 0 , schokkers , aardappelsorteermachine die bij het sorteren schokkende bewegingen maakt De schokker is van net nao de oorlog (Sle), Ik heb de buurman zien schokker een dag um de poters te sorteren (Eli), An de schokker staon te drèeien was een vervelend wark. De eerappels weurden dan in drei of vier soorten sorteerd. De jongsten mussen miestal um de beurt drèeien en rotters zuken (Geb)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
Schokker , Skòkker , Schokker, bewoner van Schokland. De Skòkkers trekken de zunne met de aoke onder (Kampereiland) (gezegd bij het hooien op het Kampereiland, als de zon boven Schokland daalde)
Bron: Fien, A., Ph.C.G.M. Bloemhoff-de Bruijn en J. Gunnink (2000), Woordenboek van de Kamper Taal, Kampen
schokker , schokker , zelfstandig naamwoord , de; onderdeel van een schoksorteerder waarmee door schokkende bewegingen wordt gezeefd
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
schokker , schokkerties , kapucijners.
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.
schokker , schoekerd , schooier, bedelaar (W.-Veluwe).
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal