elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: schoenlapper

schoenlapper , schoulapper , (Oldampt enz.) = vlinder. West-Vlaamsch schoelapper = vlinder met schoone vlerken die in roode, bruine en andere kleuren gevlekt zijn; ook pater genaamd. (v. Dale: schoenlapper = zekere dagvlinder met schoone vleugels.)
Bron: Molema, H. (1895), Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw (handschrift met aanvullingen op gedrukte editie uit 1887)
schoenlapper , schoenlappertje , zelfstandig naamwoord, onzijdig , Zie de wdbb. – Ook zekere vis. Een zwart stekelbaarsje.
Bron: Boekenoogen, G.J. (1897), De Zaanse Volkstaal. Deel II: Zaans Idioticon - Aanvullingen. Zaandijk (herdruk 1971)
schoenlapper , schoulapper , [zelfstandig naamwoord] , 1 schoenlapper.; 2 bonte dagvlinder, kapel. Dan Hogeland schoumoaker.
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
schoenlapper , schoulapper , bonte vlinder
Bron: Steenhuis, F.H. (1978), Stoere en Olderwetse Grunneger Woorden, Wildervank: Dekker & Huisman
schoenlapper , schoenlappertie , schoenmaker.
Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte
schoenlapper , schoenlappertie , soort kever.
Bron: Werkgroep Dialekt van het Cultuur Historisch Genootschap Raalte (1995), Nieuw Sallands Woordenboek, Raalte
schoenlapper , schoelapper , 0 , schoelappers , 1. schoenlapper, z. ook schoemaker 2. bonte, kleurige vlinder (Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, zuid, Kop van Drenthe, Zuidoost-Drents zandgebied) Oous dunkt dat met de schooulapper de dagpauwoog bedoould wordt (Eex), De schoelapper is die oranjekleurige vlinder met stippen (Pdh)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
schoenlapper , schoenlapper , zelfstandig naamwoord , nommervlinder, met prachtige rode kleuren, Vanessa Atalanta. zn - stokpasser, cirkeltrekker.
Bron: Verschuren, Frans (2000), Tètte-leurs Woordeboek. Zèège n'èn Schrijve meej plotjes, Etten-Leur.
schoenlapper , schoelapper , zelfstandig naamwoord , de 1. schoenmaker, hersteller van schoenen 2. bep. vlinder: schoenlapper 3. schoenlappersplant
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
schoenlapper , skoelapper , zelfstandig naamwoord , 1. schoenlapper; 2. bep. vlinder.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
schoenlapper , schoelappertjen , atalanta (vlinder) (O.-Veluwe).
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal