elektronische Woordenbank van de Nederlandse dialecten (eWND)

Woord: schallen

schallen , schal , [werkwoord] , Ik schal, doe schast, hij schal; wie schult; ik schol, ik heb dat doun schold = ik zal, enz. , zet. || scheulen; zellen , (Westerwolde)
Bron: K. Ter Laan (1952), Nieuw Groninger woordenboek, 2e druk (herdruk 1989), Groningen
schallen , sjalle , werkwoord , sjalde, haet gesjalt , schallen. Hae zink dat ’t sjalt: hij zingt uit volle borst.
Bron: Schelberg, P.J.G. (1986), Woordenboek van het Sittards dialect, Amsterdam
schallen , schallen , zwak werkwoord, onovergankelijk , schallen, weerklinken Dat meinse schroouwt zo hard, het schalt deur de buurte (Hav)
Bron: Kocks, G.H. (1996-1997), Woordenboek van de Drentse Dialecten (WDD), Assen: Van Gorcum
schallen , schallen , werkwoord , schallen
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
schallen , schallen , werkwoord , korter maken door één of meer kettingringen weg te nemen uit een ketting
Bron: Bloemhoff, H., J. Withaar, A. Bloemhoff en T. Bontekoe (2005), Stellingwarfs-Nederlands Verklarend Handwoordenboek (SNVH), Berkoop/Oldeberkoop: Stichting Stellingwarver Schrieversronte.
schallen , skalteren , werkwoord , skalteren, eskalterd , schallen, helder klinken.
Bron: Kraijer, M., H. Mulder, D. Visscher en Ph. Bloemhoff (2009), Op zien Zwols: Woordenboek van de Zwolse Taal, Kampen: IJsselacademie
schallen , schalteren , schallen, helder weerklinken (O.-Veluwe).
Bron: Scholtmeijer, H. (2011), Veluws handwoordenboek, Almere.


<< vorige pagina

Gelieve als bronverwijzing te gebruiken:
Sijs, Nicoline van der (samensteller) (2015-), eWND, op ewnd.ivdnt.org,
gehost door het Instituut voor de Nederlandse Taal